woensdag 3 februari 2010

2. Settela de Gezaaide

Waar een IJzeren Poort de zwarte stroom omhelsde
tussen dunbevolkte groene wouden na het eerste licht,
sloeg Settela ochtendvol kloven in glinsterend hout.
Zij legde bijl aan wortel onder vale viltige zon.

Haar nachtzwarte ogen vochten met vonkende verten,
zij hoorde vader’s volmaakt verlijmde vileine viool.
Met liefde gesneden uit eerlijk gezocht gevonden hout,
kleurde hij wind en zong door de droevig dromende stad.

Armoede droop als stroop van mottige lompen,
verhulde het draagklare lustig lonkende, lenige lijf.
Maar ze droeg als een dame hoofddoek en rokken,
oorringen fonkelden fel tussen kolenzwart haar.

Ze wachtte op niets daar ze wist wat zou komen,
rivierwater stroomt altijd van hoog naar laag.

Op het netvlies van een god met kristalhelder zicht,
zag Settela toekomst tot bijna gekomen verschuiven,
na een woestijn vol beproeving in dreigende dood.
Met vagelijk daarachter: bevrijding van stok en staf.

Zij liet zich vinden door een woeste ontheemde verleider
die met krachtige armen zich hechtte aan Settela’s lijf.
Hij ontzielde haar meesters, ontdeed hen van bloed,
en was er de zonde zo waard!

Zijn duivelse kruid droeg zij zeventien keer in verlangen,
en zoogde een vrije, dappere, sterke, dolende stam.
Steden en gadje werden angstvallig hooghartig gemeden,
hun wet was haar bruisend rechtvaardige hart.

Settela stierf met het volk aan haar lippen,
ook nu nog keelt men dit levende lied:
“De wind is een hoer die maar even gaat liggen,
als zaad onze aarde in vrijheid beziet!”




© René Hillenaar

zondag 14 juni 2009

1. Paolo de Stamvader

Toen velden nog ruwden langs het oude zand
aan de voet van een eenzaam gestorven vulkaan
waar vruchtbaarheid groen met jonge zon sprak,
dronk Paolo dorstig uit heldere bron.

Zijn nachtzwarte ogen priemden in verten,
hij wiste het water met kracht van zijn mond,
hief de handen ten hemel en riep in het alles:
“mijn zaad zal in vrijheid de aarde bezien!”

In een maanloze nacht toen uilen ontwaakten,
ontslaafde Paolo zijn pezige lijf,
ontzielde zijn meesters, ontdeed hen van bloed,
brandde verleden tot zilveren as.

Verdween met hun wagens, bezit en bezwaar,
zocht zich een vlammend Karpatische schone
met oorringen, lust en dragende heupen,
zij was er de zonde zo waard!

Zij baarde en zoogde hem zeventien bastaards,
hun lage kaste werd trots verbreid
over bergen en dalen, met daden en bloed,
met karren, op paarden, te water, te voet.

Zo groeide zijn volk, als duivelse kruiden
gepest,gemeden, verjaagd en ontheemd
maar stug als de tering, brutaal als de raven,
trots is een waarde, met vrijheid beloond.

Paolo stierf met het volk aan zijn lippen
en nu nog, keelt men zijn levende lied:
“De man is een man als de wind hem zal varen,
zijn zaad de aarde in vrijheid beziet!”



© René Hillenaar